‘Eindelijk’, zegt iedereen die we over jou gesproken hebben.
‘Wat bedoelen ze?’
Dat je nu eindelijk laat zien wat je kunt.
‘Ehm, ja, maar ik ben nog niet tevreden, hoor. Ik voel me sinds jaren echt fit, dat is een goede basis om te presteren. Alleen: ik weet van mezelf dat ik nog veel beter kan dan ik nu laat zien. Vergeet ook niet dat ik bezig ben aan mijn eerste volledige seizoen sinds jaren.’
Fred Rutten zegt: ‘Zakaria heeft een doel nodig om motivatie uit te halen, anders wordt-ie gemakzuchtig’.
‘Dat klopt wel, ja.
Wat is jouw motivatie?
‘Die is altijd dezelfde geweest: eerzucht. Voor de wedstrijd tegen Ajax bijvoorbeeld kwam de trainer, Erik ten Hag, naar me toe en zei alleen: “Laat vandaag maar zien wie de beste is op het veld”. Een week later: “Morgen mogen we op Het Kasteel spelen”. Ik antwoordde dat ik dat ook wel wist, waarop hij zei: “Kijken wie daar dan de koning wordt”. Simpele dingen misschien en je kunt denken: Slaat nergens op, maar bij mij werkt het. Iedere speler haalt zijn motivatie uit iets anders. De een speelt voor zijn kinderen, de ander voor geld en ik wil gewoon de beste zijn.’
Intrinsieke motivatie.
‘Die had ik al vroeg in me, het is ook een deel van mijn jeugd. Als je vroeger op het pleintje een partijtje verloor, moest je een uur wachten voordat je weer mocht spelen. Nou, als je jong bent en niks liever doet dan voetballen, duurt een uur veel te lang. Dus zorgde je maar dat je won en kon blijven staan. Ten koste van alles en iedereen.’
Jouw trainer Erik ten Hag en je voormalige coach Rutten stellen allebei dat de straat uit het voetbal verdwenen is. Onlangs trok Henk ten Cate dezelfde conclusie. Leg jij als speler nou eens uit wat ze daarmee bedoelen.
‘De speler die ik nu ben, is op straat gevormd. Ik heb er alles geleerd wat een voetballer sterk maakt: mijn manier van bewegen, mijn techniek, tactisch inzicht en de wijze waarop ik mijn lichaam gebruik. Ik ben niet de grootste en de sterkste, maar mijn ploeggenoten bij FC Utrecht zeggen allemaal dat ik mijn lijf gebruik op een manier zoals je het móét gebruiken. Maar je denkt toch niet dat iemand mij dat ooit heeft geleerd? Als je speelt tegen jongens die ouder zijn dan jij, op een harde ondergrond en zonder scheidsrechter, ga je wel zodanig bewegen dat je geen schoppen krijgt, want je wérd geschopt en geslagen tijdens zo’n partijtje. Ik moest dus slim zijn, proberen niet in het duel komen. Wat je jezelf dan aanleert, is – bijvoorbeeld – in een aanname weg te draaien of met een lichaamsschijnbeweging vrij te komen. Maar ook je karakter wordt geschoold, je leert meedogenloos te worden. Stapte er een jongen uit een andere buurt ons pleintje op om te laten zien dat hij de beste was, dan wilde ik zo’n gozer meteen op zijn plek zetten. Onbewust kweek je daarmee een deel van je karakter waarin winnen voorop komt te staan.’
Deze trainers hebben dus gelijk?
‘Ja, want ik mis die straatmentaliteit bij de jonge spelers van nu. Ook bij FC Utrecht. Ze hebben stuk voor stuk talent, maar er ontbreekt iets. Toen ik zestien was en debuteerde bij PSV, vrat ik bijna letterlijk het gras op. Zo’n drive zie ik nu echt niet meer. En hoe het kan? Misschien zijn ze te verwend, denken ze: Komt wel goed. Ik moest bij PSV, een grote club, echt vechten voor mijn kans en kon dat opbrengen vanwege mijn achtergrond. En als je kijkt naar de beste spelers ter wereld, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat zij ook altijd terugvallen op een karakter dat mede op straat is gevormd. Dan praat je niet alleen over voetbal, het is vooral ook opvoeding. Het wordt talenten tegenwoordig te makkelijk gemaakt. Busjes rijden af en aan, ze worden voor de deur van de club afgezet, binnen liggen de tenues klaar, ze gaan trainen, daarna brengt het busje ze weer naar huis en als ze moeite hebben op school, staan er ook nog eens studiebegeleiders in een rij om ze te helpen.’
Alsof PSV vroeger niet alles voor jou regelde...
‘Daar vergis jij je in. Ik stapte ’s ochtends om kwart voor zes uit bed om de trein van zeven uur naar Eindhoven te kunnen halen. Toen was ik elf jaar of zo. Pas ’s avonds om half negen was ik weer thuis. Ik heb dat zes jaar gedaan, elke dag opnieuw, alleen op zondag had ik vrij. Dan sluipt er vanzelf wel een soort overlevingsdrang in je: Ik moet dat profvoetbal wel halen, anders is dit allemaal vergooide tijd. Die trein reed altijd langs het Philips Stadion en ik zodoende elke dag twee keer langs mijn droom. Dáár wilde ik naartoe, in dat stadion móést ik spelen. Dat gevoel heb ik altijd vastgehouden en niet alleen voor mezelf, hè. Ook voor mijn familie.’
Waarom?
‘Ik kom uit een gezin van zes, met twee broers en een zus en ouders die keihard werkten om de boel draaiende te houden. We hadden het niet breed en toch zijn we nooit iets tekortgekomen. Mijn moeder was al wakker voordat om kwart voor zes mijn wekker ging. Regelde ze eerst ontbijt voor mij, daarna voor de rest van het gezin en vervolgens ging ze ook nog werken. En in het weekeinde maakten we het laatste beetje benzine op aan ritjes naar Eindhoven, zodat ik kon voetballen. Al vrij snel zorgde dat bij mij voor een groot verantwoordelijkheidsbesef, het voelde alsof ik iets terug moest doen. Dat is dan óók motivatie. Ik heb nu voor mijn ouders een huis kunnen kopen in Nador, waar onze familie woont. Voor mij staat dat symbool voor dankbaarheid. Ik denk dat als mijn jeugd makkelijker was geweest, het juist voor mij moeilijker zou zijn geworden het profvoetbal te bereiken. Mijn vader en moeder hebben juist altijd het voorbeeld gegeven dat je met hard werken iets kunt bereiken. Zonder hen had ik het nooit gered. Ik praat er nu makkelijk over, maar toen ik jonger was, zag ik de onbetaalbare waarde van familie nog niet zoals ik dat nu doe.’
Want je bent nu zelf een familieman.
‘Tot een paar jaar geleden was ik zo vrij als een vogel. Ik woonde alleen en voelde me heerlijk. Wist ik veel dat ik op die manier nooit rust had, dat ik nooit ergens écht thuiskwam, want er was niemand die daar op me wachtte en met wie ik mijn beslommeringen kon delen. Youness Mokhtar van PEC Zwolle, een van mijn beste vrienden, was getrouwd toen ik nog als vrijgezel door het leven ging. Hij zei me steeds dat het huwelijk hem totaal had veranderd, rustiger had gemaakt, volwassen. Ik moest er niet aan denken, aan dat huisje, boompje, beestje. Totdat ik bij hem thuis kwam en zijn geluk zag. Dat opende mijn ogen wel. Intussen ben ik zelf getrouwd en vormen mijn vrouw en ik one big happy family. Zo’n stabiele basis had ik niet eerder en is ook de reden dat ik nu zo regelmatig presteer.’
Zakaria Labyad, coming of age, wat zouden ze daar in de opleiding bij PSV van vinden?
‘Ik ben de eerste die toegeeft dat ik het niet altijd slim heb aangepakt. Je bent jong en doet weleens gekke dingen, je roept eens wat doms, je gaat op je bek en probeert overeind te krabbelen. Nu ik wat stabieler in het leven sta, besef ik zelf ook wel dat ik op mijn 24ste al een leven achter de rug heb. Sommige mensen hebben veertig jaar nodig om mee te maken wat ik nu al heb beleefd. Mijn jeugd was niet altijd makkelijk; als ik geen voetballer zou zijn geworden, weet je nooit waar ik was terechtgekomen. Ik ben ook niet zo leuk vertrokken bij PSV, dat had anders gekund, alleen denk ik dat het zo moest zijn om echt volwassen te kunnen worden. Ineens vond ik mezelf terug in een appartement in Lissabon. Alles diende ik zelf maar te regelen: water, licht, aansluiting van je tv en internet... En zonder dat ik een woord Portugees sprak, terwijl die Portugezen weer niets verstonden van Engels. Nou, red jezelf dan maar, drieduizend kilometer van huis. Wat je dan wél krijgt, naast frustraties, is iets onbetaalbaars en waarop ik tot de dag vandaag kan terugvallen: levenservaring. Ik heb altijd geprobeerd die ervaringen om te zetten in positivisme. We spraken net over de mentaliteit van jeugd, hè, ik probeer mijn verhaal dus over te brengen op dat soort spelers.’
Geef eens een voorbeeld.
‘Bij FC Utrecht train ik met Bilal Ould-Chikh. Hij was bij FC Twente een groot talent en vertrok net zoals ik op jonge leeftijd naar Portugal, naar Benfica. Ik heb met en tegen grote voetballers gespeeld en ben niet eerder iemand tegengekomen die zo makkelijk tegenstanders passeert zoals hij dat kan. Maar ik mis bij Bilal ook weer de mentaliteit van de beste willen zijn. Als hij die wél krijgt, kan hij namelijk uitgroeien tot de beste speler in Nederland. Hij weet dat zelf ook, maar het kunnen opbrengen, is een ander verhaal. Bilal is nu goed bezig, echt op de goede weg. Ik hoop dat hij slaagt.’
Wat jij nu zegt tegen hem, zeiden vroeger mensen tegen jou.
‘En toen werd ik er ook weleens gek van. Maar één ding heb ik wel altijd in me gehad: ik was nooit tevreden. Als iemand mij de beste speler van het veld noemde, vond ik dat ik nog niet goed genoeg had gevoetbald. Een wedstrijd zonder goal of assist, was een verloren wedstrijd. Misschien ging ik wel te ver in dat gedrag en werd dat verward met arrogantie. Nu besef ik dat ik zelf heb meegeholpen het beeld te vormen dat over mij is ontstaan in de media. Ik had alles veel beter moeten uitleggen, maar ik ben nogal introvert, aard van het beestje. Ik laat niet snel mensen toe, misschien wel omdat ik in mijn carrière te vaak ben teleurgesteld. Maar als iemand echt de moeite neemt met me te praten, dan zal hij zien dat ik anders ben dan hij vooraf denkt.’
Die mensen weten bijvoorbeeld niet dat jij het eerste half jaar bij FC Utrecht hebt gespeeld voor letterlijk het wettelijke minimumloon.
‘Klopt, maar dat maakte me geen bal uit. Ik zag het gewoon als een investering in mijn toekomst en FC Utrecht gaf me de kans. Ik was al vergeten, hè, niemand die nog aan me dacht in Nederland, behalve de jongens van Prime Sports Business, Patrick Poldervaart en Jercely Cabral. Ik kon naar Anderlecht, Racing Genk en wat Franse clubs, maar zij kwamen met FC Utrecht. Dat voelde als de meest logische stap. Ik had wel een paar maanden nodig om fit te worden, nadat ik op huurbasis bij Fulham een half jaar niet aan de bak was gekomen. Erik ten Hag kende ik uit de jeugd bij PSV en ik wist dat áls er een trainer bestond die mij op de rit kon krijgen, hij dat zou zijn. Ik ga dan toch niet zeuren om geld? Eerst terug op niveau zien te komen en dat kon alleen door hard te trainen. Het klinkt misschien gek, maar ik heb in die tijd veel aan Cristiano Ronaldo gedacht. Hij is een voorbeeld voor iedere voetballer: beter dan de allerbeste en dan nog iedere dag zo hard trainen om nóg beter te willen worden. Kijk, spelers zoals Lionel Messi zijn uitzonderingen, die worden maar één keer in de vijftig jaar geboren of zo. De rest moet er gewoon iets harder voor werken en van die rest werkt Cristiano het hardst. Bij Sporting Lissabon sprak ook iedereen met respect over hem.’
Was hij de reden naar Portugal te gaan?
‘Wel één van de redenen, ja. Sporting Lissabon staat bekend om zijn goede opleiding en als een club waar jonge spelers kansen krijgen, maar iedereen denkt nog steeds dat het geld voor mij de doorslag gaf. Daar moet ik om lachen. Ik kon naar de top van Italië, Engeland en Duitsland, en al die clubs boden veel meer dan Sporting. In Turkije had ik zelfs netto drie keer zo veel kunnen krijgen, maar blijkbaar gelooft niemand je als je zegt dat geld geen drijfveer is. Sporting Lissabon, dat is: Cristiano Ronaldo, Nani, Figo... De lijst van spelers die zich daar hebben ontwikkeld tot topvoetballer, is gigantisch. En als je er één maakt van spelers die via de topclubs in Portugal de Europese top hebben bereikt, komt er al helemaal geen einde aan. Casemiro blonk uit bij FC Porto voordat hij naar Real Madrid ging, met João Mário zat ik in de ploeg en hij speelt nu bij Inter, dat vijftig miljoen euro voor hem betaalde. Ik heb geen seconde spijt van Sporting.’
Je zou ook kunnen zeggen: het waren verloren jaren.
‘Ik speelde alles, hè, in mijn eerste jaar. Dus helemaal mislukt kun je mijn avontuur niet noemen. Bovendien wilde iedere trainer graag met mij werken en ik heb toch onder goede coaches getraind. Leonardo Jardim heeft er alles aan gedaan mij voor de club te behouden. Hij is nu een bekende trainer bij AS Monaco, maar toen al kon je aan alles zien dat hij goed was. Een betere teambuilder dan hij bestaat er niet. Ik werd topscorer in de voorbereiding en Jardim nam me gewoon mee op trainingskamp naar Canada, terwijl de clubleiding dat geen goed idee vond. Die man heeft echt voor mij geknokt, ik ben hem eeuwig dankbaar. Ricardo Sá Pinto, oud-international, haalde mij naar Sporting en liet me altijd spelen. Daarna kwam Franky Vercauteren. Die zag het niet in me zitten, maar hij heeft het niet lang uitgehouden en was ook de minste van allemaal. Manuel Jesualdo Fereira was kampioen geworden met Porto, voordat hij naar ons kwam. Toptrainer, net zoals Jorge Jesus. Hij zat eerst bij Benfica en kende mij nog van PSV. Jorge is gek, maar een winnaar en een perfectionist, dus dat klikte wel. Toen hij onze trainer werd, was ik verbannen naar het tweede en moesten we een oefenwedstrijd spelen tegen de A-ploeg. Ik scoorde twee keer en na afloop kwam Jorge meteen naar me toe. Ik moest en zou bij hem komen trainen. Ook hij ging er zelfs voor naar het bestuur. Jorge Jesus staat in Portugal hoog aangeschreven en dat hij met mij wilde werken, voelde als een persoonlijke overwinning op de clubleiding. Maar uiteindelijk win je die strijd nooit helemaal, ze wilden gewoon echt van me af en dan is een vertrek onomkeerbaar. En toch, hè: dat al die goede trainers het in mij zagen zitten, gaf mij het zelfvertrouwen dat ik anders wellicht zou hebben verloren.’
Je roemt al die Portugese trainers, maar wat doen zij dan anders dan hun Nederlandse collega’s dat zo’n land, met minder inwoners dan Nederland, toch ook altijd goede spelers opleidt en Europees kampioen is geworden?
‘Ze leggen de lat gewoon hoger en eisen meer van spelers. Wat zij doen, is heel simpel: fouten uitsluiten. Elke pass, elke aanname moet goed zijn. Dat is echt de gouden regel daar. Die Portugezen zijn allemaal technisch onderlegd, wendbaar en snel, dus ze hebben ook geen enkele reden een fout te maken. Bovendien zorgen ze er ook nog eens voor, met Leonardo Jardim voorop, dat je extreem fit wordt. Ik heb bij Sporting ongelooflijk hard getraind, zeker in de voorbereiding. Die was onder Jardim zó zwaar, dat ik nog bijna moet overgeven als ik er aan denk. Om zeven uur ’s ochtends moesten we ons melden op de club en liepen dan meteen op een lege maag eerst even acht kilometer. Daarna was er gezamenlijk ontbijt en volgde er een training op het veld. En ’s avonds trainden we dan nóg een keer. Drie keer op een dag, anderhalve maand lang, en nooit hadden we vrij. In het begin dacht ik echt dat ik gek werd. Als ik ’s avonds om een uur of acht terugkwam in mijn hotel, dan viel ik gelijk als een blok in slaap. Maar, en daar gaat het om: ik voelde me wel steeds sterker en fitter worden. In de spiegel leek ik in niks meer op die graatmagere jongen die van PSV naar Portugal was gekomen. De specialisten van de Sporting Lissabon hadden al uitgerekend dat ik vier kilo aan spiermassa moest winnen, anders zou ik het sowieso niet gaan redden. Het krachtprogramma dat je dan krijgt voorgeschoteld, kun je al helemaal niet vergelijken met hoe er in Nederland wordt gewerkt.’
Echt trainen leer je pas in het buitenland, zegt bijna iedere Nederlandse speler die het heeft meegemaakt.
‘In het buitenland tráinen de trainers, in Nederland houden de meeste trainers bij, al is FC Utrecht de uitzondering. Maar in negen van de tien gevallen is het verschil veel te groot. Laat ik het zo zeggen: je moet daar wél werken voor je geld. Dacht je dat je in Portugal makkelijk een dagje vrij kreeg? Nee, dan wordt er gewoon getraind, want er valt altijd wel wat te doen. Je ziet het toch als Nederlandse ploegen in de Europese bekertoernooien moeten spelen tegen een club uit een van de grote voetballanden: het verschil in fysiek, techniek en tactiek, is gigantisch. Met PSV lootten we ooit Benfica. We moesten eerst naar Lissabon. Op het veld zag en voelde je dat die gasten tweehonderd procent fitter waren dan wij. Die backs vlogen eroverheen, die middenvelders waren maar aan het sleuren, de pressie was vele malen hoger dan die van ons. Toen dacht ik al: Hoe kan dit? Het antwoord kreeg ik in mijn eerste maanden bij Sporting. Tackles tijdens de training met twee benen vooruit, het was net een wedstrijd. En iedereen vond het volkomen normaal. Als we in Nederland ooit iets van aansluiting willen vinden, moeten we gewoon vaker trainen, met meer intensiteit. Laat dan een partij van vier-tegen-vier maar een keer wél uit de hand lopen. We zijn voetballers, we willen winnen, dan moet je ons léren en láten winnen en niet steeds ingrijpen. Pas dan kun je echt je grenzen verleggen. Misschien is dat wel de grootste winst geweest van mijn tijd in Portugal, dat ik dát heb geleerd.’
Ligt het alleen aan de trainers?
‘Voor een groot gedeelte, maar ik wil spelers niet vrijpleiten. Wat mij echt opviel in Portugal, was hoe hoog de eisen waren die de spelers elkaar stelden. Je bent collega’s, soms ook vrienden, maar dat geeft je dan niet het recht te verzaken. In Nederland denken we al snel: Hij is een vriend van mij, ik ga hem niet corrigeren. Maar je moet toch samen een prestatie leveren? Ik krijg vaak het verwijt dat ik op het veld een opgewonden standje ben, maar als ik een verkeerde bal krijg aangespeeld, kan ik toch niet aan Pietje vragen of hij alsjeblieft de volgende wél goed wil geven? Je zit vol adrenaline, je wilt winnen, dus reageer je anders. Maar dat betekent toch niet dat je die medespeler niet mag? Hoe denk je dat er in Portugal op me werd gereageerd als ik drie keer dom een bal verspeelde? Dan kreeg ik ’m gewoon tien minuten niet meer. Zag ik, als ik me aanbood, mijn middenvelder me wel aankijken, maar tegelijk openen naar de andere kant. Ik moest even op mijn beurt wachten. Dat is nou topvoetbal, ik blij dat ik weet wat het inhoudt.’
Je merkt nu het profijt?
‘Vorig seizoen speelden we de finale van de play-offs tegen AZ. Uit hadden we 3-0 verloren, de return was die zondag erna om half een ’s middags, de tweede dag van de Ramadan. Juist die eerste dagen zijn moeilijk, omdat je dan net zit in de overgang van eten naar vasten, van normaal slapen naar weinig nachtrust. Ik sliep voor de wedstrijd pas om zes uur. Op de club heb ik nog een half uur op de massagetafel gelegen met mijn ogen dicht. Toen begon de wedstrijd, een van de mooiste die ik tot nu toe heb gespeeld. We waren zó goed, kwamen op 3-0, alles weer gelijk. Maar het was bijna dertig graden, ik liep op mijn laatste benen, had overal kramp door het gebrek aan vocht, want drinken kon ik niet. Ik zei tegen Willem Janssen: “Geef mij een keer de bal en ik doe het”. Ik kreeg ’m in de 89ste minuut, maakte een actie, legde ’m op Andreas Ludwig, zijn schot werd geblokt, Nacer Barazite kon scoren, maar kreeg een tik: penalty. Sébastien Haller miste nooit, maar uitgerekend toen wel. Dus een half uur verlengen. Ik kón niet meer, maar ging door, ik weet niet eens hoe. Met mijn laatste inspanning maakte ik mijn penalty in de serie die we uiteindelijk wonnen. Toen ging letterlijk het licht uit, maar ik had het wel volbracht, mijn grenzen verlegd. Als voetballer zul je nooit flauwvallen van de intensiteit. Je kunt altijd meer dan je denkt. Als je écht wilt, is je geest sterker dan je lichaam. Ik heb die wedstrijd nog steeds op mijn laptop staan. Afgelopen zomer heb ik ’m nog eens bekeken, als extra motivatie voor de Europa League-wedstrijden tegen Zenit. In Rusland hielden we het vol tot in de verlenging, maar werd weer duidelijk wat ik net zei: het verschil in fysiek was te groot. Ik keek naar Aleksandr Kokorin, hun spits, en die dribbelde in de verlenging alsof de wedstrijd net was begonnen. En dan hebben wij nog een van de fitste ploegen in Nederland. Kun je nagaan...’
Je neemt die ervaring mee naar de Marokkaanse ploeg, naar het WK.
‘Ik hoop het. Als we toch praten over motivatie en doelen, dat is wel een ambitie, hoor: het WK spelen met Marokko, met al die Nederlandse Marokkaanse jongens in een ploeg.’
Hakim Ziyech, Karim El Ahmadi, Sofyan Amrabat, jij, Yassin Ayoub, Youness Mokhtar, Youness Namli… Marokkanen grijpen de macht in de Eredivisie.
‘We hebben allemaal dezelfde achtergrond, dezelfde obstakels moeten overwinnen en kijk waar we nu staan... Iedereen had zijn ups en downs, de lijn ging nooit recht omhoog, maar we knokten door. Daar heb je het weer: wie op straat is opgegroeid, geeft nooit op. Niet elke trainer of medespeler kan met ons omgaan, maar wie dat wél kan, krijgt er goede en gemotiveerde spelers voor terug.’
Jullie zijn hier opgegroeid en opgeleid, doorlopen de jeugdteams van Oranje, maar kiezen uiteindelijk stuk voor stuk voor het Marokkaanse elftal. Kun jij uitleggen waarom dat logisch is en niet ondankbaar?
‘Omdat wij ook heel veel dingen meekrijgen, we zijn natuurlijk niet gek, hè. Wij volgen de politiek, de maatschappelijke discussies en dus ook de manier waarop een groot deel van de Nederlanders naar ons Marokkanen kijkt: niet zo positief.’
Het is toch zo dat Marokkaanse jongeren de misdaadstatistieken in Nederland domineren?
‘Luister, ik ben de laatste die zegt dat alle Marokkaanse jongens goed zijn. Er zitten genoeg rotte appels tussen, genóég, maar geldt dat niet voor elke bevolkingsgroep? Als ik de media volg, is elke Marokkaan die iets goed doet een Nederlander en degene die iets fout doet een Marokkaan. Als Ziyech uitblinkt bij Ajax, is hij de Nederlander bij Ajax. Maar als een Marokkaan een vrouw vermoordt, is hij een Marokkaan. Als ik voor mezelf spreek, voelt dat heel verwarrend. Want wat ben ik nou, Nederlander of Marokkaan? Ik vind het zonde, want ja, we zijn hier opgegroeid en we voelen ons ook Nederlander. Ik weet ook dat veel jongens best voor Oranje hadden willen kiezen, maar door dit gedoe hun hart laten spreken en voor Marokko gaan.’
Toch zijn veel Nederlanders komende zomer tijdens het WK voor Marokko.
‘Ik las dat en het doet me goed. We moeten toch samen leven, multicultureel zijn. Ik ben heel dankbaar dat ik in Nederland ben opgegroeid, alles is hier perfect geregeld. Maar dan wil je ook het gevoel hebben dat de mensen je als Nederlander zien. Tegelijkertijd moeten wij Marokkanen ook in de spiegel kijken. Ik heb iets bereikt door hard te werken, ik heb wat gedaan met mijn talent. Nou, hard werken kan iedereen. Je kunt niet op straat hangen en wachten totdat je een baan krijgt aangeboden. Er zijn zat Marokkaanse jongens met mooie jobs. Dacht je dat het hen allemaal is komen aanwaaien? Dat is de boodschap die wij Marokkaanse voorbeelden ook moeten overbrengen op de jeugd. Dat ze hun dromen niet moeten opgeven, maar juist najagen. En als Nederlanders stoppen alle Marokkanen over één kam te scheren en wij doen dat met alle Nederlanders; volgens mij ben je dan op weg. Dat veel mensen voor Marokko gaan juichen, vind ik prachtig. Wij spelen toch ook een beetje voor Nederland.’
Tot slot, is het gezien je ontwikkeling niet tijd voor een volgende stap? Vorig seizoen wilde Feyenoord je nog hebben.
‘Ik heb met geen enkele club gesproken, dus ook niet met Feyenoord. Maar als zij echt interesse hebben getoond, streelt me dat. Ik hoef niet weg bij FC Utrecht, ben de club dankbaar voor de kans die ze me hebben gegeven, maar ik wil snel weer naar waar ik denk dat ik thuishoor: de top. En dan blijf ik het liefst nog even in Nederland.’
Lees ook het andere voetbalnieuws van vandaag terug op SigaarSnor!
Lees ook het andere voetbalnieuws van gisteren terug op SigaarSnor!
- Johan Derksen vs. Jesse Klaver (Jinek)
- Johan Derksen over het grote succes van 'De Pioniers van de Nederpop' (Jinek)
- UCI: verdachte waarden in urine Chris Froome
- Dansje Zweedse handbaldames gaat de wereld over
- Uitzending Voetbal Inside van 11-12-2017 trekt 764.000 kijkers
8 opmerkingen:
Ik kwam eigenlijk voor de MP4 link van de Sint, maar zeer tof interview.
MP4:
http://pg.us.rtl.nl/rtlxl/network/a3t/progressive/components/videorecorder/34/343224/389802/be604e3a-bdc9-3f05-b014-aec3d5549998.ssm/be604e3a-bdc9-3f05-b014-aec3d5549998.mp4
Mijn god wat een braakteksten van deze man.
"Elke Marokkaan die iets goed doet is een Nederlander, en degene die iets fout doet een Marokkaan"
Daar gaat hij al de fout in... als het goed is zijn het geen Marokkanen maar Nederlanders met Marokkaanse ouders/grootouders.
TL;DR
Goede voetballer man! Niet zo zeuren Unknown. Dank vanuit Down Under.
Dank Sint!!!
Bedankt vanuit Pattaya, Thailand
Een reactie posten
Plaats nu je reactie! Je kunt gebruikmaken van de volgende HTML-tags:
- <b>vet</b> = vet
- <i>cursief</i> = cursief
- <a href="http://SigaarSnor.blogspot.com/">link</a> = link